Appelhout, Malus communis Herkomst: Europa Handelsnamen: Gewone appelboom (Ned.) ; pommier commun (Fr.) ; common appletree (Engl.) ; gemeiner appelbaum (Duits.). De Malus communis wordt ongeveer 8 tot 10 m hoog en is de stamouder van verschillende fruitbomen. Kenmerken: Kleur: kern: bruinachtig rood, soms met paarsachtige gloed. spint: witachtig rose. Groeiringen: vaag tot matig duidelijk. Nerf: fijn Draadverloop: recht. Tekeningen: soms gegolfd. Geur: niet kenmerkend. Glans: gering. Branden: vrij goed, geeft een witte of geelachtige as. Eigenschappen: Mechanische eigenschappen: appelhout is matig zwaar, hard en stug. Buigsterkte: zeer zwak. Stijfheid: zeer zwak. Schokweerstand: zeer zwak. Druksterkte: zwak. Hardheid: nat - vrij zacht/ droog - hard. Bewerking: Het is moeilijk te splijten, trekt en krimpt nogal veel. Kan alleen voor bepaalde doeleinden worden toegepast als het gewaterd is en enige jaren goed gedroogd wordt. Het zagen gaat enigszins stug, doch is verder goed te schaven, schroeven en te spijkeren. Afwerking: Goed te kleuren, vernissen en politoeren. Toepassingen: In de regel wordt het voor dezelfde doeleinden als peren gebruikt. Het wordt toegepast als betimmeringsornamenten, snij- of beeldhouwwerk, knoppen en grepen.
